Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [40]het zal uw oogst en uw brood opeten, [dat] [41]uw zonen en uw dochteren zouden eten; het zal uw [42]schapen en uw runderen opeten; het zal [43]uw wijnstok en uw vijgeboom opeten; uw vaste steden, op dewelke gij vertrouwt, zal [44]het arm maken, door het zwaard. 40. Dat vreemde volk. 41. Anders: zij zullen uwe zonen en uwe dochters opeten; dat is, verteren; vergelijk onder hfdst.8 vs.16. 42. Uw klein en groot vee. 43. Dat is, de vrucht uwer wijnstokken en vijgebomen. 44. Het Babylonische krijgsvolk.